DEN HAAG - De rechtbank Den Haag heeft vandaag een 28-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf jaar en tbs met dwangverpleging voor het doden van zijn (ex)vriendin door verwurging. Het slachtoffer werd op 24 oktober 2020 in haar woning in Den Haag gevonden, nadat op 16 oktober 2020 bij de politie een melding van vermissing was gedaan.
Wettig en overtuigend bewijs
Het lichaam van het slachtoffer is gevonden op de bank in de woonkamer, onder een stapel dekens, kussens en andere spullen en verkeerde in staat van ontbinding. De rechtbank heeft op basis van onderzoek naar schimmelvorming op het lichaam, vastgesteld dat zij in elk geval op 10 oktober 2020 niet meer in leven was. Daarnaast zijn er sterke aanwijzingen dat het slachtoffer al op of vrij kort na 21 september 2020 om het leven is gebracht. De rechtbank komt tot het oordeel dat de verdachte dagenlang in de woning is geweest terwijl het slachtoffer daar lag en dat de verdachte dat moet hebben geweten. Gelet op de doodsoorzaak en het op de hals van het slachtoffer aangetroffen DNA van de verdachte, kan het niet anders zijn dan dat hij haar opzettelijk om het leven heeft gebracht. De rechtbank vindt daarom wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het slachtoffer op een moment in de periode van 21 september tot en met 10 oktober 2020 opzettelijk om het leven heeft gebracht.
Naast het feit dat de verdachte gedurende een langere tijd heeft verbleven in de woning van het slachtoffer, terwijl hij wist dat haar levenloze lichaam op de bank lag, heeft de rechtbank bij het bepalen van de straf er rekening mee gehouden dat hij heeft geprobeerd om te profiteren van haar dood. Hij heeft spullen zoals haar laptop en telefoon, uit de woning meegenomen, om deze zelf te gebruiken. Ook heeft hij spullen op Marktplaats gezet om te verkopen en hij heeft geprobeerd toegang te krijgen tot haar rekeningnummer.
Ongemaximeerde tbs-maatregel met dwangverpleging
De rechtbank heeft zich laten adviseren door een psychiater en psycholoog van het Pieter Baan Centrum. Zij hebben vastgesteld dat er bij de verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en borderline trekken en een ernstige stoornis in het gebruik van cannabis. Ook heeft hij beperkingen in verstandelijke zin. Het bewezenverklaarde feit kan daarom in verminderde mate aan hem worden toegerekend. De rechtbank neemt deze conclusies over. Er is sprake van een hoog herhalingsgevaar en het is noodzakelijk dat de verdachte een langer durende klinische behandeling krijgt voor zijn beperkingen. De verdachte moet daarom gedwongen behandeld worden en legt hem een ongemaximeerde tbs-maatregel met dwangverpleging op.
Straf gelijk aan eis van officier van justitie
De rechtbank legt een gevangenisstraf op die gelijk is aan de eis van de officier van justitie. Enerzijds werkt de verminderde toerekeningsvatbaarheid strafmatigend. Anderzijds maken de gruwelijkheid van wat de verdachte omtrent en met name na de dood van het slachtoffer heeft gedaan, een hogere bestraffing passend.