Beroving
De beroving vond plaats net buiten het winkelcentrum op het De Savornin Lohmanplein. De verdachte beroofde het slachtoffer van haar handtas die op haar rollator stond. Vervolgens rende de verdachte weg naar de door hem gestolen auto die hij had geparkeerd. Op dat moment hoorde hij het slachtoffer gillen. Terwijl de verdachte naar de auto toe rende, rende het slachtoffer – zonder rollator – al roepend om haar tas en sleutels achter de verdachte aan. Ook snelden twee mannen zijn kant op om het slachtoffer te helpen en te voorkomen dat de verdachte met de handtas zou wegrijden. Eén van hen ging voor de motorkap staan en de ander probeerde het linkerportier van de auto open te trekken. Ook het slachtoffer was achter de verdachte aangerend en stond op het moment dat de verdachte in zijn auto stapte, tegen de motorkap van de auto aan. Zes seconden nadat de verdachte had plaatsgenomen in de auto, gaf de verdachte gas en reed hij tegen het slachtoffer aan, waardoor zij achterover viel. De getuige die ook voor de motorkap stond, kon nog net op tijd wegspringen. De verdachte reed vervolgens over de benen van het slachtoffer heen en reed snel de hoek om.
Vijf maanden later overleed het slachtoffer in het ziekenhuis. De schouwarts, die over summiere medische informatie beschikte, concludeerde dat sprake was van natuurlijk overlijden doordat het slachtoffer in het eindstadium van de longziekte COPD zat. De forensisch arts van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) concludeert dat er wel degelijk een verband is tussen de aanrijding en het overlijden. Zij heeft dit op de zitting nader toegelicht.
Oordeel rechtbank
De rechtbank oordeelt allereerst dat de verdachte het slachtoffer voor zijn auto moet hebben gezien toen hij wegreed uit het parkeervak. De verdachte zelf zegt dat hij alleen de andere getuige voor zijn motorkap heeft gezien, maar die verklaring vindt de rechtbank niet aannemelijk. De getuige stond namelijk net als het slachtoffer vóór zijn motorkap. Bovendien stuurde de verdachte naar rechts om uit het parkeervak te rijden, de kant waar het slachtoffer stond. Het slachtoffer stond tegen de motorkap aan en de verdachte trok aanvankelijk met geringe snelheid op. De rechtbank vindt dat de verdachte de kans aanvaardde dat het slachtoffer onder de auto terecht zou komen en kon overlijden.
Verder oordeelt de rechtbank dat het overlijden van het slachtoffer aan de verdachte kan worden toegerekend. Met de arts van het NFI concludeert de rechtbank dat een duidelijke 'knik in de levenslijn' is opgetreden na de aanrijding. Het heeft er hoe dan ook voor gezorgd dat het slachtoffer kwetsbaarder werd. Als gevolg van de aanrijding moest zij meerdere operaties ondergaan en verblijven in het ziekenhuis, een revalidatiekliniek en tenslotte een verpleeghuis. Dit alles heeft geleid tot een afname van haar conditie en een algehele gezondheidsverslechtering, waardoor zij de longaanvallen door haar COPD ook niet meer te boven kon komen. Ook de frequentie van de longaanvallen was duidelijk toegenomen in de vijf maanden na de aanrijding ten opzichte van de jaren ervoor. De rechtbank vindt het aannemelijk dat haar overlijden met aanzienlijke mate van waarschijnlijkheid door de aanrijding is veroorzaakt.
Door het toedoen van de verdachte heeft het slachtoffer de laatste maanden van haar leven verschrikkelijk geleden door het letsel dat hij heeft veroorzaakt en de verscheidene operaties die zij moest ondergaan. Het leed dat verdachte met zijn gedrag heeft veroorzaakt, is groot, ingrijpend en onherstelbaar. Dat de aanrijding niet alleen het leven van het slachtoffer, maar ook dat van haar nabestaanden op zijn kop heeft gezet, blijkt ook uit de verklaring die door de dochter tijdens de zitting is voorgelezen. De aanrijding heeft ook op veel anderen een diepe indruk gemaakt.
Beslissing
De verdachte is in het verleden veroordeeld voor vermogensdelicten. Hij heeft daarvoor een langdurige celstraf opgelegd gekregen en een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders. In 2020 concludeerden deskundigen dat de verdachte lijdt aan diverse stoornissen.
In deze zaak weigerde hij mee te werken aan psychologisch onderzoek en ook aan een observatie in het Pieter Baan Centrum. Daardoor konden de deskundigen geen uitspraken kunnen doen over in hoeverre de gepleegde feiten aan de verdachte zijn toe te rekenen. De Reclassering schat de kans op herhaling hoog in. De rechtbank vindt behandeling van de stoornissen van de verdachte noodzakelijk. Gelet op de problematiek van de verdachte en het feit dat eerdere behandeltrajecten in het verleden niet tot nauwelijks effect hebben gehad, vindt de rechtbank tbs met dwangverpleging passend en geboden.
Omdat de deskundigen geen uitspraken konden doen over de doorwerken van een stoornis tijdens de gepleegde feiten, ziet de rechtbank geen aanleiding om de feiten in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. Hij krijgt daarom ook een celstraf van 7 jaar opgelegd. Tenslotte moet hij de dochter van het slachtoffer een schadevergoeding betalen van 50.000 euro.