Groepsbelediging
Een politicus heeft de bijzondere verantwoordelijkheid om uitingen te vermijden die de voedingsbodem kunnen vormen voor intolerantie en die het respect voor de gelijkwaardigheid van anderen ondergraven. Als politicus zou Keijzer haar woorden zorgvuldig moeten kiezen en haar stellingen moeten onderbouwen, ook tijdens een talkshow op live televisie. Het OM is van oordeel dat de uitlatingen die door Keijzer zijn gedaan op zichzelf beledigend zijn over een groep mensen wegens ras en godsdienst en, ook in de context van het publieke debat, onnodig grievend zijn. Keijzer heeft naar het oordeel van het OM onvoldoende verantwoordelijkheid genomen om te voorkomen dat haar uitingen die zij in de talkshow Sophie & Jeroen heeft gedaan zouden aanzetten tot onverdraagzaamheid. Daarmee concludeert het OM dat Keijzer zich in beginsel schuldig heeft gemaakt aan groepsbelediging.
Vrijheid van meningsuiting
Tegelijkertijd stelt het OM dat een vervolging, mede gegeven het feit dat Keijzer politicus is en zij haar uitingen deed in reactie op een vraag van een presentatrice over voorgesteld beleid, een te verregaande beperking zou zijn van haar recht op vrijheid van meningsuiting. Het strafrecht dient te fungeren als ultimum remedium. Bij het starten van een strafrechtelijke procedure voor een uitingsdelict moet altijd rekening worden gehouden met de kans op een zogenoemd chilling effect: het sanctioneren van een uiting kan anderen ervan weerhouden om hun mening te uiten. Dat geldt bij uitstek voor politici. Een vrije politieke discussie is in een democratische samenleving van fundamenteel belang. Dat geldt voor leden van de oppositie, maar ook voor leden van de coalitie. Het zorgt ervoor dat kiezers op de hoogte zijn van hun standpunten en bevordert de verantwoordingsplicht en het publieke toezicht op de volksvertegenwoordiging.
Het OM gaat niet lichtvaardig om met vervolging van politici die, in de context van een publiek debat, de strafrechtelijke grens hebben overschreden. Keijzer deed de uitingen in de hoedanigheid van volksvertegenwoordiger. Zij moet in dat kader voldoende ruimte krijgen om deze plannen uit te leggen, zonder de strafrechtelijke gevolgen te vrezen. Het OM is daarom van oordeel dat vervolging voor een uitingsdelict, onder deze omstandigheden, in strijd zou zijn met het recht op vrijheid van meningsuiting in de zin van artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De aangiften zijn geseponeerd.