DEN HAAG - Het Presidium en de Griffier van de Tweede Kamer mochten een onderzoek laten uitvoeren naar het gedrag van een voormalig Kamervoorzitter na anonieme meldingen van ongewenst gedrag. Dat volgt uit een uitspraak in een bodemprocedure bij de rechtbank Den Haag. Het Presidium, de Griffier en de onderzoekers hebben voldoende voldaan aan de zorgplicht die ze hadden tegenover de voormalig Kamervoorzitter. De rechtbank geeft geen oordeel over de inhoud van de publicaties over de samenvatting van het onderzoek, omdat dit via de door de wetgever voorgeschreven procedure aan de orde moet worden gesteld.



Meldingen ongewenst gedrag

In 2022 hebben het Presidium en de Griffier van de Tweede Kamer twee anonieme brieven ontvangen. In de tweede brief werden negentien situaties beschreven waarin de voormalig Kamervoorzitter in de periode van haar Kamervoorzitterschap ongewenst gedrag zou hebben vertoond tegenover ambtenaren in dienst van de Tweede Kamer. Het Presidium en de Griffier hebben toen samen opdracht gegeven aan een bureau, Hoffmann bedrijfsrecherche, om te onderzoeken of de in de brieven beschreven situaties echt waren gebeurd en zo ja, hoe daarop vanuit de top van de organisatie was gereageerd.

Deze opdracht en de reden daarvoor zijn echter uitgelekt naar de pers, nog vóór de voormalige Kamervoorzitter op de hoogte was gesteld. De kwestie trok veel aandacht in de media en leidde tot politieke onrust. Het Presidium en de Griffier hebben de begeleiding van het onderzoek vervolgens uitbesteed aan de gedelegeerd opdrachtgevers. De voormalig Kamervoorzitter heeft niet meegewerkt aan het onderzoek; zij heeft zich ook verzet tegen de publicatie van een samenvatting van de onderzoeksresultaten. Het onderzoek is inmiddels afgerond en de Staat heeft in een Kamerbrief een samenvatting gedeeld met de Tweede Kamer.

Standpunt partijen

De voormalig Kamervoorzitter stelt de Nederlandse Staat, Hoffmann bedrijfsrecherche en de gedelegeerde opdrachtgevers gezamenlijk aansprakelijk voor de nog nader op te maken schade die zij door deze gang van zaken heeft geleden. Zij vindt namelijk dat het Presidium en de Griffier niet bevoegd waren om de opdracht tot het onderzoek te geven, onder meer omdat zij Kamerlid was. Volgens haar strekken de verplichtingen en bevoegdheden van de Tweede Kamer als werkgever niet zover dat een feitenonderzoek zich ook op het gedrag van een Kamerlid mag richten, kort gezegd omdat de Grondwet de onafhankelijkheid van Kamerleden garandeert. Ook vindt zij dat het onderzoek onzorgvuldig is vormgegeven en uitgevoerd, en dat de samenvatting van het onderzoek niet gepubliceerd had mogen worden.

De Staat vindt dat het Presidium en de Griffier als werkgever van de betrokken ambtenaren niet alleen bevoegd, maar zelfs verplicht waren om een feitenonderzoek te laten uitvoeren. Het onderzoek van Hoffmann was alleen gericht op haar gedrag in de omgang met de ambtelijke organisatie in haar functie van voorzitter, niet op haar gedrag als Kamerlid, stelt de Staat. Alle gedaagden vinden dat het onderzoek zorgvuldig is vormgegeven en uitgevoerd.



Oordeel rechtbank

De rechtbank oordeelt dat de Tweede Kamer als werkgever verplicht was om de concrete signalen over een onveilige werkomgeving die zij had ontvangen op feitelijke juistheid te onderzoeken. Die werkgeversplicht vervalt niet als een onderzoek mede gericht is op iemand met een bijzondere hoedanigheid, zoals een onafhankelijk Kamerlid. Ook het gegeven dat de werkgeversplicht misbruikt zou kunnen worden door politieke tegenstanders, brengt niet mee dat de Tweede Kamer nooit invulling mag geven aan deze werkgeversplicht als er een Kamerlid bij een kwestie betrokken is. Wel stelt de rechtbank dat de gedaagden bij de inkleding en uitvoering van het onderzoek een zorgplicht hadden tegenover de voormalig Kamervoorzitter. Van meet af aan was immers duidelijk dat haar belangen in het bijzonder door het onderzoek zouden worden geraakt. Daarbij merkt de rechtbank op dat de reputatie van politici van wezenlijk belang is om die functie goed te kunnen uitoefenen. Het is van belang dat die reputatie niet onnodig wordt beschadigd.

De rechtbank is van oordeel dat gedaagden voldoende aan die zorgplicht hebben voldaan. De Kamervoorzitter heeft in ons rechtsbestel een specifieke, van het Kamerlidmaatschap te onderscheiden rol met takenpakket. De rechtbank stelt vast dat het onderzoek alleen zag op de feitelijke juistheid van de in de brieven gemelde gedragingen en dat die gedragingen alleen over het functioneren als Kamervoorzitter binnen de ambtelijke organisatie gingen. Het onderzoek richtte zich niet op de uitoefening van haar functie als Kamerlid. Haar gedrag in de (algemene en commissie-)vergaderingen van de Tweede Kamer, in het openbare leven of haar privéleven werd niet onderzocht.


Onderzoek volgens regels

De rechtbank is verder van oordeel dat het onderzoek volgens de daarvoor geldende regels is uitgevoerd. De voormalige Kamervoorzitter heeft voldoende mogelijkheden gekregen om kennis te nemen van de opzet en planning van het onderzoek en om kennis te nemen van de verwijten die in de twee anonieme brieven aan haar adres werden gemaakt. Ook kreeg ze voldoende mogelijkheden om haar zienswijze te geven op het onderzoek en om te reageren op die verwijten en op de voorlopige onderzoeksresultaten.

Voor wat betreft de klachten over de samenvatting van de onderzoeksresultaten, de publicatie van die samenvatting en de (tekst van de) begeleidende brief aan de Kamer van 31 oktober 2023, oordeelt de rechtbank dat de voormalig Kamervoorzitter die klachten op de door de wetgever in de Wet Open Overheid voorgeschreven manier aan de orde moet stellen. Dat kan niet in deze procedure. De voormalig Kamervoorzitter is niet-ontvankelijk in deze vordering. De andere vorderingen worden afgewezen.


In een afzonderlijke procedure op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) heeft de rechtbank de verzoeken van de voormalig Kamervoorzitter met betrekking tot de verwerking van haar persoonsgegevens in het kader van het onderzoek afgewezen.