DEN HAAG - Twee politiemedewerkers hebben volgens het Openbaar Ministerie te veel geweld gebruikt bij een aanhouding tijdens een demonstratie op het Malieveld op 14 maart 2021. Tegen de hondengeleider die deze aanhouding vericchte, eiste het Openbaar Ministerie daarom een taakstraf. De ME'er die hem bijviel is volgens het OM wel schuldig, maar zou geen straf opgelegd moeten krijgen.
In het voorjaar van 2021 vonden in het hele land demonstraties plaats tegen de beperkende coronamaatregelen van de overheid. Zo ook op 14 maart 2021 in Den Haag. De demonstratie was niet toegestaan, maar werd toch enige tijd gedoogd. Toen de demonstranten uiteindelijk werden gevorderd weg te gaan, voldeed een grote groep niet aan deze vordering.
Tussen de demonstranten viel één man op, die met een startkabel zwaaide. De hondengeleider had een collega al voor hem gewaarschuwd en richting de man geroepen dat hij de kabel moest laten vallen. Op enig moment wierp de man de startkabel naast een ME'er op de grond.
De confrontatie
Korte erna rende de hondengeleider met zijn diensthond richting een collega die door een groepje demonstranten werd belaagd. Voordat hij die bereikte, kruiste de man die eerder de startkabel had zijn pad. De man viel op de grond en kreeg de diensthond bovenop hem. Daarop greep hij de kop van de hond vast, die richting zijn gezicht kwam.
De hondengeleider riep dat de man zijn hond moest loslaten en sloeg de man met zijn wapenstok, naar eigen zeggen om te zorgen dat die de hond zou loslaten. Dan komt er een ME'er bij die de hondengeleider wil helpen, ook die slaat met zijn wapenstok. Volgens het Openbaar Ministerie was dit geweld toegestaan en gecontroleerd.
De man liet de hond los, vouwde zijn armen beschermend om zijn hoofd en draaide op zijn buik. De hond was toen los, maar met een commando "vast, vast!" zette de hondengeleider het dier alsnog in het been van de man. Toen die naar zijn been en de hond greep, werd hij weer geslagen door de hondengeleider en de ME'er.
Onrechtmatig
Het Openbaar Ministerie meent dat de man aangehouden mocht worden, maar ziet geen noodzaak voor het geweld dat daarbij in tweede instantie werd toegepast. "Een diensthond is na het vuurwapen het zwaarste geweldsmiddel dat de politie tot zijn beschikking heeft," zeiden de officieren van justitie. "Het is aan de hondengeleider om een moment te nemen en bewust te beslissen of het nodig is de hond opnieuw in te zetten. Als hij dit had gedaan, had hij gezien dat de man slechts afwerende bewegingen maakte en zich al op zijn buik draaide. Maar hij heeft min of meer blind de hond opnieuw laten bijten."
De ME'er begon toen ook weer met slaan, omdat de man zich volgens hem verzette tegen zijn aanhouding. Het Openbaar Ministerie vindt dat een verkeerde conclusie. De man bleef inderdaad niet helemaal stil liggen - niet uit verzet maar omdat hij zich wilde beschermen tegen de hond die zojuist in zijn been was gezet. De laatste klappen van de ME'er waren daarom volgens het Openbaar Ministerie onrechtmatig.
Zware wissel
In het bepalen van de strafmaat weegt het Openbaar Ministerie mee dat de belasting op de politie in het voorjaar van 2021 enorm was. Er waren wekelijks demonstraties, waarbij de politie keer op keer werd ingezet. Dit speelde bij beiden politiemedewerkers een rol en met die persoonlijke omstandigheid houdt het Openbaar Ministerie in de strafmaat rekening. "Ter illustratie van de zware wissel die dit trok: dat jaar maakten politiemedewerkers samen achthonderdduizend overuren."
Tegelijk stelt het Openbaar Ministerie vast dat juist over deze demonstratie meer dan honderd aangiften tégen de politie werden gedaan. Dat benadrukt het belang dat een rechter het toegepaste geweld beoordeelt. Dat dit nu pas gebeurt, is aan het Openbaar Ministerie te wijten en moet ook meewegen in de strafmaat.
Tegen de hondengeleider eiste het Openbaar Ministerie een taakstraf van 20 uur. Bij de ME'er houdt het OM meer rekening mee dat hij reageerde op een situatie die door zijn collega werd veroorzaakt. Het OM vroeg hem schuldig te verklaren zonder oplegging van straf. Op 19 december doet de rechtbank uitspraak.