DEN HAAG - Het gerechtshof in Den Haag heeft vandaag in hoger beroep een man veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaar wegens poging moord op een medewerker in de gevangenis, poging zware mishandeling van een andere medewerker in de gevangenis en aldaar gepleegde vernielingen. De man zit in de gevangenis, omdat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf.
Eerder oordeelde de rechtbank Rotterdam dat het opleggen van een celstraf bovenop een levenslange straf vooral een symbolische betekenis heeft en dat daarnaast op andere wijze aan de belangen van de slachtoffers tegemoet kan worden gekomen. De rechtbank heeft met toepassing van artikel 9a van het wetboek van strafrecht (Sr) bepaald dat ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten geen straf of maatregel wordt opgelegd. De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank.
Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat de in de onderhavige zaak niet bepaald kan worden dat aan de verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Artikel 9a Sr luidt als volgt:
“Indien de rechter dit raadzaam acht in verband met de geringe ernst van het feit, de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan, dan wel die zich nadien hebben voorgedaan, kan hij in het vonnis bepalen dat geen straf of maatregel zal worden opgelegd.”
Geen van de in dit artikel genoemde situaties doet zich voor. Van een geringe ernst van het feit is – het gaat onder andere om een poging tot moord - geen sprake. Evenmin kunnen in de persoonlijkheid van de verdachte of de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, dan wel die zich nadien hebben voorgedaan, aanknopingspunten worden gevonden om te bepalen dat aan de verdachte geen straf of maatregel zal worden opgelegd.
Het hof is van oordeel dat vergelding en speciale en generale preventie in de onderhavige zaak voorop dienen te staan. Door te bepalen dat aan de verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd, kan de verdachte - en iedere andere levenslang gestrafte - menen dat hij zonder strafrechtelijke gevolgen strafbare feiten kan plegen in de penitentiaire inrichting. Ook acht het hof het uit het oogpunt van vergelding, in het bijzonder voor de slachtoffers in deze zaak en hun collega-bewaarders van de gevangenis waar verdachte verblijft, van belang dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd.