DEN HAAG - De rechtbank Den Haag heeft vandaag een 41-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar en tbs met dwangverpleging. De man schoot in de vroege ochtend van 12 november 2020 met een vuurwapen negenentwintig keer op de ambassade van Saoedi-Arabië in Den Haag. Hoewel de man ontkent dat hij de dader was, vindt de rechtbank bewezen dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het schieten op de ambassade, poging tot moord op de beveiliger en bedreiging van de medewerkers van de ambassade.


Geen terroristisch oogmerk

Deze feiten hebben op de beveiliger een enorme impact gehad. Hij heeft gevreesd voor zijn leven. Voor de andere medewerkers van de ambassade, waaronder de ambassadeur zelf, moet het handelen van de man eveneens vrees hebben opgewekt. Gezien het huidige tijdsgewricht waarin eerder in Europa terroristische aanslagen zijn gepleegd, kan het handelen van de man er ook voor hebben gezorgd dat (een deel van) de Nederlandse bevolking bang is geworden.

De vraag die de rechtbank moest beantwoorden was of de man met zijn handelen ook daadwerkelijk wilde bereiken dat (een deel van) de Nederlandse bevolking vrees werd aangejaagd of dat hij daarmee een overheid wilde dwingen iets te doen – met andere woorden, of sprake was van een terroristisch oogmerk. Het gaat er daarbij om wat de man wilde bereiken met zijn daden en niet wat het mogelijk effect ervan was of met welk motief hij zijn daden heeft gepleegd.


Uit zijn verklaringen volgt dat de man een diepe wens had om naar Mekka en Medina te emigreren. Daaruit kan volgens de rechtbank niet worden afgeleid dat hij (een deel van) de Nederlandse bevolking vrees aan wilde jagen. Evenmin kan daaruit worden afgeleid dat hij op de ambassade heeft geschoten omdat hij de overheid van Saoedi-Arabië wilde dwingen hem naar Mekka en Medina te laten gaan. Daarvoor zal in beginsel sprake moeten zijn van het stellen van eisen met een daaraan verbonden ultimatum of van het uiten van dreigementen richting die overheid. Daarvan is niet gebleken. De rechtbank spreekt de man daarom vrij van het hebben van een terroristisch oogmerk.

Verminderd toerekeningsvatbaar

De rechtbank heeft zich laten adviseren door een psychiater en een GZ-psycholoog. Zij hebben vastgesteld dat de man ten tijde van het plegen van de feiten leed aan een waanstoornis en de feiten daarom in verminderde mate aan hem kunnen worden toegerekend. De rechtbank neemt deze conclusies over. Daarnaast is er sprake is van een hoog recidivegevaar, zeker nu de man in de telefoongesprekken die hij met zijn broer heeft gevoerd vanuit de gevangenis zeer gewelddadige uitlatingen heeft gedaan, hij kennelijk makkelijk aan een wapen kon komen en het gebruik daarvan niet schuwt. De man moet daarom gedwongen behandeld worden.

Gevangenisstraf en oplegging tbs met dwangverpleging

De rechtbank komt tot een lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie geëist. Dit komt onder meer omdat de man wordt vrijgesproken van het hebben van een terroristisch oogmerk en het feit dat hij verminderd toerekeningsvatbaar is. Daarnaast legt de rechtbank een ongemaximeerde tbs-maatregel met dwangverpleging op.