Het Haagse hof oordeelt dat ook donaties aan een politieke partij giften kunnen zijn in de zin van de omkopingsbepalingen. Bij beide wethouders kan niet worden bewezen dat zij wisten of redelijkerwijs konden vermoeden dat er een verband is tussen de giften en een door de gevers beoogde tegenprestatie van de wethouders. Voor de ondernemers geldt dat niet kan worden bewezen dat zij de giften deden met het doel om de wethouders om te kopen. Het hof spreekt hen daarom vrij van omkoping.
De wethouders hebben hun geheimhoudingsverplichting geschonden door vertrouwelijke informatie te delen met enkele ondernemers. Ook heeft één van de twee wethouders een ondernemer ingeseind over het verkrijgen van een vergunning en informatie naar de pers gelekt. Deze wethouder krijgt een voorwaardelijke geldboete opgelegd. De andere wethouder krijgt gelet op alle omstandigheden geen straf of maatregel.
De rechtbank Rotterdam had vorig jaar alle verdachten vrijgesproken. Het Openbaar Ministerie heeft hoger beroep ingesteld. Het Openbaar Ministerie had zich neergelegd bij de vrijspraak van de rechtbank voor de criminele organisatie en meineed, zodat dit niet meer aan de orde was in hoger beroep.
Het hof verwerpt het verweer dat het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk is, omdat het om een politiek proces zou gaan en gehandeld zou zijn in strijd met de goede procesorde en het gelijkheidsbeginsel.